Salvadori bergastrilde

SALVADORI BERGASTRILDE
(Cryptospiza salvadorii)
Relatie
De Salvadori bergastrilde behoort tot de Bergastrilden, waartoe ook de Reichenow bergastrilde (C. reichenovii), de Jackson bergastrilde (C. jacksoni) en de Shelley bergastrilde (C. shelleyi) behoren. Bergastrilden zijn vrij grote, plompe vogels. De Salvadori bergastrilde is binnen de groep Bergastrilden het meest verwant aan de Reichenow bergastrilde. Naast de nominaatvorm worden er nog drie ondersoorten beschreven, C. s. ruwenzori, C. s. kilimensis en C. s. crystallochresta.
Beschrijving nominaatvorm
(Cryptospiza salvadorii salvadorii)
Man: 12 cm. Kop en lichaam dof grijsachtig olijfgroen. Rug, stuit en bovenstaartdekveren karmozijnrood. Staart en vleugelpennen zwart. Snavel en teugel zwart. Oogleden rood.
Pop: als man, maar bleker gekleurd, rood is minder helder en de oogleden zijn donker.
Beschrijving ondersoorten
Cryptospiza salvadorii ruwenzori
Duidelijk grijzer dan de nominaatvorm, bovendelen donkerder dan de onderdelen.
Cryptospiza salvadorii kilimensis
11,5 cm. Bleker dan nominaat, meer olijfkleurig.
Cryptospiza salvadorii crystallochresta
Rood op de rug loopt door tot in de nek, is olijfgroener dan de nominaat.
Geluid
De Salvadori bergastrilde is een vrij stille vogel. De contactroep bestaat uit zachte tsieep geluiden en variaties hierop. De zang die slechts zelden gehoord wordt klinkt als die-goo-goo-deej-die.
Verspreidingsgebied
Alle Bergastrilden komen voornamelijk voor in het oosten en midden van Afrika. De nominaat vorm van de Salvadori bergastrilde komt voor in zuid Ethiopië en noord Kenia. De ondersoort C. s. ruwenzori komt voor in zuidwest Oeganda, Rwanda, Burundi en noordoost Zaïre. C. s. kilimensis komt voor in noordoost Oeganda, west Kenia en noord Tanzania. De laatste ondersoort, C. s. crystallochresta komt voor in een klein gebied in noord Kenia en zuid Ethiopië.
Biotoop
Zoals de naam Bergastrilde al zegt, worden deze vogels gevonden in de bergen, op hoogten tussen de 1500 en 3000 meter. Ze leven in de onderste lagen van de bergbossen. Voedsel wordt gezocht aan de bosranden. Het zijn zeer schuwe vogels die zich zelden laten zien. Het zijn eenzame vogels die slechts zelden in familiegroepjes worden gezien.
Gedrag
De Salvadori bergastrilde is een schuwe, vreedzame vogel. Baden is een van de lievelingsbezigheden van de Salvadori.
Invoer
Over het algemeen werd alleen de Reichenow bergastrilde aangeboden, slechts zelden de Salvadori. In 2001 waren de rollen echter omgedraaid, er kwamen veel Salvadoris binnen en slechts enkele Reichenows. Pas ingevoerde vogels waren erg gevoelig voor ziekten.
Voedsel
Het voedsel wordt gezocht op de grond en in de onderbegroeiing. Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden van grassen en kruiden. Insecten worden ook regelmatig genuttigd. In de volière worden ze gehouden met een goed zaadmengsel, eivoer en wat insecten.
De kweek
Het nest wordt op grote hoogte gebouwd en bestaat uit grassen, bladeren en plantenvezels. Het ovale tot ronde nest heeft een wijde insluipgang. De binnenkant van het nest wordt bekleed met veren en zacht plantenpluis. De vogels komen in broedstemming aan het einde van de regentijd. In het nest worden drie tot vijf witte eitjes gelegd. De broedtijd varieert van 14 tot 17 dagen. De jongen verlaten na een dag of 24 het nest. Na het uitvliegen overnachten de jongen nog wel in het nest.
Opfokvoer jongen
De jongen worden de eerste dagen voornamelijk grootgebracht met insecten. Later gaan de oudervogels over op gekiemde zaden.
Ten slotte
De Bergastrilden vormen niet de makkelijkste vogels om te houden en kweken. De weinige vogels die nog in goede gezondheid bij de liefhebbers zijn zouden gebruikt moeten worden om deze soort te behouden voor de avicultuur.
Geraadpleegde literatuur
Das Prachtfinkenbuch - Horst Bielefeld
Finches & Sparrows - P. Clement, A. Harris & J. Davis
Estrildid Finches of the World - Derek Goodwin
Eerste kweek natuurbroed Salvadori bergastrilden met een vervelende afloop.
Nadat ik in 1986 de Oorkonde Eerste Kweek voor de Reichenow bergastrilde in ontvangst mocht nemen, had ik toch wel erg veel zin datzelfde met de Salvadori bergastrilde nog eens over te doen. De meeste Afrikaantjes zijn al gekweekt en het verbaasde me dat dit nog niet gelukt was met de Salvadori. Aan de slag dus.
In januari 1999 zag ik bij een bekende vogelhandelaar in Didam meerdere Salvadori bergastrilden van de ondersoort Cryptospiza salvadorii kilimensis zitten. Ik besloot enkele koppels aan te schaffen. In datzelfde jaar gebeurde er weinig, de mannen lieten wel hun balts zien en de poppen reageerden wel door het mannetje te begroeten door ernaast dezelfde houding aan te nemen, maar tot nestelen of een paring kwam het niet. In december van datzelfde jaar zette ik ze weer samen, nadat ik ze enige weken gescheiden had. Ze deelden een broedkooi van 100 x 40 x 40 cm met een koppel Groene druppelastrilden. De beide koppels gedroegen zich vreedzaam, dus geen probleem. De Groene druppels begonnen al vrij snel te nestelen, wat resulteerde in een nestje met 4 bevruchte eieren, die 12 januari uitkwamen. De jongen groeiden voorspoedig op tot 8 dagen, toen ik zag dat de ouders het nest niet meer in gingen en alle 4 jonge Groene druppels met volle kroppen dood in het nest lagen. Jammer maar het is niet anders.
Op 26 januari 2001 zag ik op de bodem van de kooi, die bedekt is met beukensnippers, een ei liggen, dat duidelijk groter was dan een ei van een Groene druppel. Nieuwe hoop was geboren. Het eitje heb ik in de nestkast van de Salvadoris gelegd, maar het werd niet bebroed. Ik zag het Salvadori mannetje, dat trouwens twee teentjes miste, geregeld kokosvezel in de bek nemen, naar een zitstok vliegen waarna hij zijn kopje schuin omhoog hield en de staart zijdeling in één richting. Dan begon hij zachtjes te zingen. Het popje neemt naast het mannetje plaats en neemt dezelfde houding aan. Het mannetje springt dan op en neer, het vrouwtje maakt ook knikkende bewegingen met haar lichaam. De bewegingen worden heftiger tot dat het mannetje het popje enkele keren in de nekt pikt. Het vrouwtje laat nu haar staartje trillen, waarna de man op haar springt en de paring plaats vindt. Het mannetje begint nu ook ijverig met nestmateriaal te slepen, kokos vezel, uitgeplozen sisal en droog gras. Er wordt een rond gevormd nest gebouwd met een vrij groot invlieggat.
Op 3 februari lag het eerste witte eitje in het nest, in totaal werden er vier eitjes gelegd. Ik was blij als een klein kind, zou het dan toch gaan lukken? Niet dus: alle vier de eitjes bleken onbevrucht. Zouden de twee ontbrekende tenen van het mannetje de oorzaak zijn? De Salvadoris hadden er schijnbaar toch zin in, want op 26 februari lag er weer een eitje in hetzelfde nestje. Ik besloot nu ook wat witte donsveertjes te geven. De man en de pop sleepten direct snavels vol witte veren het nest in. Uiteindelijk bleek op 3 maart dat er maar liefst 6 eitjes gelegd waren. Het broeden kon beginnen. Veertien dagen later, op 17 maart, lag er één jong in het nest en in de loop van dezelfde dag kwamen er nog vier bij. Vijf vleeskleurige jongen met een klein beetje dons op het kopje. De volgende dag lag er nog een jong bij. Zes eitjes, zes jongen, wat wil je nog meer. De eerste dagen geef ik altijd fruitvliegenmaden, die ik zelf kweek in 1 liter diepvriesdozen. De Salvadoris zijn hier gek op, drie keer per dag zet ik zo'n doos in de kooi en de ouders pikken elke fruitvliegmade, die tegen de zijwanden omhoog kruipt om te verpoppen, op. Ook de poppen en de fruitvliegen zelf vinden gretig aftrek. De jongen groeiden als kool en na 5 dagen besloot ik ze te ringen met 2,5 mm ringen, die ik vooraf met een viltstift zwart gemaakt had. Het laatste jong is wat achtergebleven en ligt dood in het nest. De andere vijf zien er prima uit.
Naast het gewone tropenvoer krijgen ze ook Aves Opfokvoer met enkele doorgeknipte meelwormen. Vanaf de dag dat de jongen geringd zijn meng ik gekiemd zaad van dezelfde samenstelling als het gewone tropenvoer door het eivoer. Drie keer per dag gaf ik nu ook levende buffalowormpjes en ontdooide mierenpoppen. Dit alles werd gretig opgenomen. Rode muggenlarven werden nauwelijks aangeroerd. Ook verpopte meelwormen en diepvries pinkies werden gegeten. Verder krijgen ze ook nog grit, maagkiezel en de doppen van gekookte eieren.
Tot de jongen een dag of 10 oud zijn, durf ik nog wel in 't nest te kijken, daarna is het risico mij te groot dat ze het nest te vroeg verlaten. De ouders blijven steeds het nest in gaan, dus ga ik er vanuit dat alles in orde is. Op 7 april vlogen er twee jongen uit en de dag er na de overige drie. De jongen zijn wat bruinachtig van kleur en vaag is ook een rode waas op hun rug zichtbaar. Aan de onderkant van de bovensnavel bevinden zich twee gele snavelpapillen naast elkaar, terwijl de snavelpapillen op de ondersnavel boven elkaar zitten. De jongen zijn binnen enkele dagen al erg handig, zodat ze niet overal tegenaan vliegen.
Eén dag na het uitvliegen zie ik dat de man het popje alweer treedt en op 14 april ligt het eerste ei alweer in het nest, terwijl ik ook al jongen zelfstandig voer zie opnemen. Dus een week na het uitvliegen. Ook doen de jongen het mannetje na, door nestmateriaal in het nestje te slepen. Op 18 april liggen er 4 eieren en daar de jongen bij de ouders in het nest overnachten, lijkt het me beter de jongen te vangen, wat ik de volgende dag dan ook doe. Twaalf dagen na het uitvliegen zijn ze al zelfstandig, erg snel, maar zo ging het.
Twee dagen voor het uitkomen van de eieren ligt de oude pop dood op het nest. Het mannetje heeft nog even doorgebroed maar uiteindelijk is dit niets geworden. De jongen die een kooi voor zichzelf hadden zagen er goed uit. De geknipte meelwormen waren ze stapelgek op. Ook van het eivoer bleef niets over.
Half juni lieten sommige jongen de vleugeltjes hangen. Na het uitvangen zag ik een iets vergrootte lever en wat opgezette darmen. Dan maar een kuurtje Esb3. Helaas ligt op 23 juni één jong dood in de kooi, de volgende dag nog één. Hopelijk blijft het hierbij. Nog drie jongen over totdat er 21 augustus weer een jong dood ligt. Opnieuw een Esb3 kuur en direct daarna probiotics door het water. Het lijkt goed te gaan maar helaas 1 november weer een jong dood. Ik heb ook het gevoel dat de jeugdrui veel te lang duurt. In april uitgevlogen en begin november nog steeds niet doorgeruid. Nog één Salvadori jong over, bestemd voor de Bondsshow in Apeldoorn, opgekooid in een TT kooi, geen meelwormen, geen eivoer en toch gaat dit ook mis. 7 januari 2002 ligt het laatste Salvadori jong dood. Géén bondsshow, géén oorkonde, einde kweekresultaat. Het afgelopen jaar nog meerdere koppels bijgekocht, maar geen van allen heeft het overleefd. Het zal heel moeilijk worden om weer aan nieuwe Salvadoris te komen, maar als de kans zich voordoet ga ik het zeker weer proberen.
B. Weuring